Gebeurtenis Wetenschap en Maatschappij

Rassenwetenschap: terug van nooit weggeweest?

Menselijke taxonomie in Carolus Linnaeus' Systema Naturae

De bekende Nederlandse bioloog en schrijver Midas Dekkers publiceerde in oktober 2021 zijn nieuwste boek. Hij waagt zich daarin aan een controversieel onderwerp: rassenwetenschap. De auteur pleit zelfs voor een terugkeer naar de studie van mensenrassen. Dekkers plaatst zichzelf zo binnen een lange geschiedenis van rassenwetenschappers die geloven dat de menselijke soort aan de hand van biologische verschillen in te delen is in verschillende rassen. Dat is vandaag een gecontesteerde mening, maar in de achttiende eeuw was het een heel gangbaar idee.

Carolus Linnaeus en Systema Naturae

Die achttiende eeuw staat in Europa bekend als de eeuw van de Verlichting, een periode waarin een beperkt aantal Europese denkers een nieuwe, ‘Verlichte’ kijk op de wereld ontwikkelden. De rede, de rationaliteit en de drang naar kennis stonden centraal. Sinds de start van het kolonialisme in de vorige eeuw bereikten veel reisverslagen met informatie over andere werelddelen, bevolkingsgroepen en dieren- en plantensoorten het Europese continent. Binnen het ‘Verlichte’ denken rees de nood om die nieuwe kennis te ordenen. De westerse wetenschappers en hun wereldbeeld stonden echter altijd centraal in die ordening. Ze interpreteerden de wereld vanuit hun eigen waarden en opvattingen.

De Nederlandse schilder Martinus Hoffman maakte in 1737 een portret van Linnaeus tijdens zijn bezoek aan Nederland. De klederdracht van Linnaeus is typisch voor de Saami-bevolking uit Zweeds Lapland. Het is een verwijzing naar de verre reizen die de botanist heeft gemaakt voor zijn onderzoek. Credits: Rijksmuseum Boerhaave.

Binnen die classificaties was er ook aandacht voor de relatie tussen mensen en dieren.  Onder andere de Zweedse botanist Carolus Linnaeus vroeg zich af hoe die twee zich tegenover elkaar verhielden. Linnaeus werd geboren in 1707, in het begin van de periode van de Verlichting. Hij vatte studies aan in Uppsala en reisde voor zijn onderzoek het hele land door. Hij studeerde verder in Nederland en doctoreerde in 1735 in Harderwijk. Later dat jaar publiceerde hij in Leiden de eerste editie van zijn baanbrekende Latijnse werk Systema Naturae, waarin hij een methode voorstelde om de hele natuurlijke wereld te classificeren. Die nieuwe taxonomie beschreef hij eerst in een dunne publicatie van slechts enkele pagina’s. Tegen dat de wetenschapper in 1770 echter aan de dertiende editie toe was, bestond het werk al uit drieduizend bladzijden.

Linnaeus onderscheidde het planten-, dieren- en mineralenrijk. Die rijken deelde hij verder op in klassen, ordes, geslachten, soorten en variëteiten. De klassen in het plantenrijk waren gebaseerd op de voortplantingskenmerken van de planten. Hij ging er van uit dat elk levend wezen zich seksueel voortplantte en creëerde daarom het ‘seksuele systeem’. De expliciete vergelijking met menselijke seksualiteit was in die tijd erg ongewoon en werd niet meteen goed onthaald.

Linnaeus deelde het dierenrijk op in zes klassen: de vierpotigen, de vogels, de amfibieën, de vogels, de insecten en de wormen. Het is eigen aan de taxonomie dat de classificatie een hiërarchische indeling heeft. De viervoeters staan bij Linnaeus helemaal bovenaan. Binnen de orde van de mensachtigen, is het Homo-geslacht superieur. Credits: The Linnaean Society London.

Linnaeus deelde de mens in in de orde van de mensachtigen, de Anthropomorpha, die bestond uit mensen (Homo), apen (Simia) en luiaards (Bradypus). De mens onderscheidde zich in Linnaeus’ theorie van de twee andere wezens door zijn rede en zelfkennis. Credits: The Linnean Society London.

Ook zijn indeling van het dierenrijk zorgde voor controverse. De mens kreeg daarin namelijk een plaats binnen de klasse van de viervoeters. Aristoteles had lang voor Linnaeus ook al geopperd dat de mens niet anders was dan andere levende wezens, maar die theorie was nog niet algemeen aanvaard. De Zweed ging zelfs nog een stap verder. Hij verdeelde de menselijke soort verder in vier variëteiten, gebaseerd op afkomst en huidskleur. Zo onderscheidde hij de Homo Europaeus albus (witte Europeaan), de Homo Americanus rubsescens (rode Amerikaan), de Homo Asiaticus fuscus (donkere Aziaat), en Homo Africanus niger (zwarte Afrikaan). De volgorde is hier belangrijk. Ze staat voor de hiërarchie die Linnaeus aan de variëteiten toekende, met de Europeaan bovenaan. Op die manier legde Linnaeus de basis voor wetenschappelijk racisme, de studie van mensenrassen. 

Verandering in de tiende editie

Vanaf de tiende editie van de Systema Naturae, die werd uitgegeven in 1758, ging Linnaeus verder in zijn beschrijving van de verschillende menselijke variëteiten. Hij kende hen eigenschappen toe op basis van onder andere hun kleding, temperament en manier van leven. Bovendien veranderde hij de hiërarchische indeling. De Amerikaanse mens stond vanaf nu op de eerste plaats. Die omschreef hij als rood, koppig, en opvliegend. Hij stelde de Europese mens voor als wit, optimistisch en inventief. De Aziatische mens was volgens Linnaeus dan weer wijs en melancholisch. Hij veranderde de beschrijving van diens huidskleur bovendien naar ‘luridus’, wat ‘geel’ betekende. De Afrikaanse mens kwam in de taxonomie andermaal op de laatste plaats. Linnaeus typeerde die als zwart, ongevoelig en traag.

Daarnaast introduceerde Linnaeus in zijn tiende editie van Systema Naturae de klasse van de zoogdieren en noemde hij de orde van de mensachtigen nu ‘primaten’. Hij stelde bovendien ook een nieuwe menselijke soort voor binnen het geslacht van de Homo. De Homo troglodytes of Homo nocturnus (nachtmens) was volgens hem het tegenbeeld van de Homo sapiens en leefde in Zuidoost-Azië. Twee jaar later meende Linnaeus dat er ook nog een derde mensensoort was: de Homo caudates, een staartdragende mens. Beide wezens waren verzinsels van Linnaeus en bestonden niet echt. De botanist baseerde zich op verkeerde interpretaties van reisverslagen en op andere Europese (mythologische) kennis van de Zuidoost-Aziatische wereld. De voorbeelden van de Homo troglodytes en de Homo caudates tonen hoe Linnaeus tot verkeerde conclusies kwam over de menselijke soort.

Deze afbeelding uit 1763 uit het proefschrift van één van zijn studenten, stelt Linnaeus’ theorie voor over de relatie tussen mensen en primaten. Van links naar rechts stellen de figuren de Homo troglodytes, de Homo caudates, de Simia satyrus en de Simia pygmaeus voor. Credits: Antropomorpha, C. E. Hoppius.

De Homo caudates was volgens Linnaeus een kruising tussen mens en dier. Die had volgens hem een korte naakte staart en was nog maar weinig in contact gekomen met de Homo sapiens. De Homo troglodytes stond volgens Linnaeus’ theorie het dichtst bij de Homo sapiens. Toch zag hij er volgens de beschrijvingen heel anders uit: hij was zo klein als een negenjarig kind, had en bleke huid en was bedekt met wit krullend haar. Linnaeus stelde hem voor als een holbewoner met ogen zoals die van uilen waarmee hij in het donker kon zien. Bovendien schreef de botanist dat de Homo troglodytes een eigen taal met sissende geluiden had die door anderen heel moeilijk te leren was.

De eigentijdse collega’s van Linnaeus waren niet overtuigd van het bestaan van de Homo troglodytes. Ze zagen het als een verkeerde interpretatie van de bronnen. Linnaeus was er echter nog tot het midden van de jaren 1760 van overtuigd dat de troglodytes een menselijke soort was. In de laatste editie van de Systema Naturae in 1778 typeerde hij het wezen als een dier. Er kwamen op dat moment andere verklaringen voor fenomenen die Linnaeus aan de Homo troglodytes had toegeschreven. Het werd nu duidelijk de witte mensen in Zuidoost-Azië eigenlijk leden aan huidaandoeningen zoals albinisme.

'Ras' als problematische categorie

Ook Linnaeus’ indeling in menselijke variëteiten houdt vandaag niet langer stand. Tegenwoordig zien we menselijke variëteiten, zoals Linnaeus ze noemde, of rassen, zoals ze later werden bestempeld, niet meer als nuttige categorieën. Toch was wetenschappelijk racisme, het idee dat de mensheid op een wetenschappelijke manier in rassen verdeeld kan worden, lange tijd gangbaar. Linnaeus' theorie vormde daar de basis voor, met alle gevolgen van dien, want (wetenschappelijk) racisme speelde een belangrijke rol in kolonialisme en slavernij, maar ook in migratie en segregatie. Er is echter geen wetenschappelijke basis om een raciale classificatie van de mensheid te staven. Elke mogelijke indeling is louter een sociale constructie. Daar zijn verschillende argumenten voor.

Eerst en vooral wijst onderzoek uit dat de Homo sapiens 100.000 tot 150.000 jaar geleden ontstond in Afrika. Door overbevolking en migratie raakte de mens verspreid over de hele wereld. In se zijn alle mensen dus Afrikaans. Variatie binnen de mensheid ontstond daarna pas door toevallige mutaties bij de voortplanting. Door natuurlijke selectie konden enkel de personen die het best waren aangepast aan het klimaat en de levensomstandigheden overleven. Mensen met een donkere huidskleur waren bijvoorbeeld beter bestand tegen de hoge blootstelling aan de zon in gebieden bij de evenaar. Nog later werd het concept DNA ontdekt. Dat maakte duidelijk dat de genen van de hele menselijke wereldbevolking enorm op elkaar lijken. De verschillen in het menselijk DNA zijn bijvoorbeeld veel kleiner dan die in het DNA van mensapen.

‘Wat loopt daar’ is deel van het uitgebreide oevre van Dekkers. De bioloog-schrijver publiceert boeken en collumns over mens en (voornamelijk) dier. Credits: Atlas Contact.

Ondertussen zijn de meeste wetenschappers bijgevolg helemaal afgestapt van het idee dat de mensheid op te delen is verschillende rassen, maar toch werd de rassenwetenschap in Nederland recent nieuw leven ingeblazen door bioloog Midas Dekkers. In zijn nieuwste boek Wat loopt daar? Een biologische kijk op rassen stelt Dekkers dat er wel degelijk verschillende mensenrassen zijn. Hij stelt dat de mensheid wel degelijk op te delen is op basis van biologische kenmerken. Racisme dat kan optreden als resultaat van dergelijke opdeling is volgens hem louter een sociaal probleem dat ontstaat omdat het ene ras zich superieur acht tegenover het andere. Op het werk kwam – niet onverwacht – veel kritiek, onder andere van fysisch antropologe Machteld Roede:

 

De zoölogische term ‘een ras is een groep met een kenmerkende constante erfelijke samenstelling’ gaat voor de mens dan ook nergens op. Wereldwijd is het grootste verschil dat tussen mannen en vrouwen. Dat de dierbare Midas Dekkers terug wil keren naar de studie van rassen is totaal gedateerd.

Machteld Roede, De Volkskrant 2/11/2021

Eén ding is dus duidelijk: ondanks de vele tegenargumenten blijft de vraag of de mensheid al dan niet op te delen is in mensenrassen van alle tijden.

Lisa Van den Abbeele