Gebeurtenis Internationale Jaar van Gehandicapten

Strijdbaar in het buttontijdperk

Activisme tijdens het Internationaal Jaar van de Gehandicapten (1981)

In 1981 gaf Nederland gehoor aan de oproep van de VN om het jaar in teken te stellen van mensen met een beperking. Er werd een nationale commissie te werk gesteld die onder het motto ‘samen’ streefde naar een mentaliteitsverandering ‘in de samenleving ten opzicht van de gehandicapte’. Maar niet bij iedereen werd deze hernieuwde saamhorigheid gevoeld. Door het jaar heen groeide de ontevredenheid en aan het eind van het Internationaal Jaar van de Gehandicapten had zich een nieuwe actiegroep ontwikkeld: een tegengeluid onder de naam Gehandicaptenstrijd. Jan van Slochteren (56) vertelt hoe het politiek activisme er in de jaren ’80 aan toe ging: ‘Men was eigenlijk niet gewend dat ik mijn mond open deed’.

Activisme voor de drempel

Jan was 18-19 jaar in het Internationaal Jaar van de Gehandicapten en maakte vanwege zijn progressieve spierziekte ook toen gebruik van een rolstoel. Over het idee van de commissie om het jaar ‘samen’ in te richten is hij kort door de bocht. ‘Samen? Dat was echt onzin. Er gebeurde niets samen.’ Bovendien was het voor Jan fysiek onmogelijk om in zijn eigen gemeente inspraak te krijgen. Het Gronings gemeentehuis, voorzien van groots bordes en een wenteltrap binnen, was voor hem geheel ontoegankelijk.  Inmiddels is dit gelukkig verbeterd en Jan is dan ook kind aan huis bij de Groningse Gemeente. Toegankelijkheid is nog altijd één van zijn belangrijkste speerpunten.  

De lokale politiek wist ook niet hoe ze met ons om moest gaan. Ook zij kwamen nooit met ons in aanraking. (Jan van Slochteren)

Één van zijn eerste activistische daden draaide dan ook precies om dit punt. Met de Werkgroep Manifestatie Lichamelijk Gehandicapten Groningen blokkeerde hij meerdere malen de ingang van bioscopen in de binnenstad van Groningen om zo aandacht te vragen voor de ontoegankelijkheid. ‘Als je de bioscoop in wilde, moest je eigenlijk over ons heen’. De reacties waren wisselend. ‘De één had begrip, de ander zei: "je verpest mijn avond". Dan probeerde ik uit te leggen dat ik ook graag naar de bioscoop wilde. Die drempel staat er voor ons altijd!’

De directie van de bioscopen beriep zich op de brandweer voorschriften: de zalen bevatte wel één of twee rolstoelplekken, maar bij meer rolstoelen kon de brandveiligheid niet worden gegarandeerd. De actiegroep was van mening dat de brandweer de bioscoop in haar geheel had moeten afkeuren als de brandveiligheid inderdaad niet kon worden gegarandeerd bij meer dan twee rolstoelen. Jan herinnert zich een uitzondering waarbij 20-25 rolstoelen in één keer in de zaal mochten onder begeleiding van een brandweerbeambte. Dit onderstreepte de onzinnigheid van het argument ‘Dus één brandweerbeambte in de zaal… Dat betekende blijkbaar dat het veilig zou zijn.’

Ontevredenheid

Uit protest werd het Jaar van de Gehandicapten vroegtijdig afgesloten. Hans van der Wielen geeft een toespraak met naast hem een prullenbak verscheurde affiches. Afbeelding: Nationaal archief.

Voor de praktische problemen zoals toegankelijkheid, vervoer en woonsituaties, bleek weinig ruimte tijdens het Jaar van de Gehandicapten. Jan is dan ook niet de enige die benoemt dat het streven naar ‘samen gewoon verder’ niet werd gehaald. Al tijdens het jaar zelf, in augustus 1981, verscheen er in De Telegraaf een artikel in samenwerking met Frits van Deelen met de provocerende titel “Bedroevend weinig bereikt in het Jaar van Gehandicapte”. Van Deelen, destijds directeur van de Algemeen Nederlandse Invaliden Bond, schreef dat “De mensen om wie het allemaal draait, hebben eigenlijk niets aan dit jaar. De evenementen, die men tot dusver organiseerde, zijn voor het merendeel onderonsjes tussen weldoeners en hulpverleners geworden.” De schuld hiervan lag niet alleen bij de nationale commissie. Het artikel beargumenteerde dat het budget eigenlijk vanaf het begin af aan al veel te klein was geweest. Bovendien was een groot deel hiervan naar een project rondom Polio gegaan in de derde wereld. Dit beleid suggereerde onterecht dat in Nederland alles al geregeld was. De hoeveelheid van praktische problemen voor mensen met een beperking werd nauwelijks erkent.

Jan komt met talloze verhalen wanneer hem wordt gevraagd wat voor hem in 1981 zo’n onopgelost probleem was. Hij herinnert zich nog goed dat vooral vervoer in die tijd een probleem was. Hoewel hij juist op zichzelf was gaan  wonen om zijn ouders te ontlasten, was hij voor vervoer geheel afhankelijk van hen. Wanneer hij toch voor een taxibusje koos werd hij via twee oprijgoten in het busje gereden en met een touw vastgezet. “Net als een stier. We gingen ook met de rolstoel door die hele bak heen wanneer het busje remde of een bocht nam.” Een praktische oplossing was dit dus niet en daarnaast was de taxi erg duur.

Om hun onvrede te uiten bracht Gehandicaptenstrijd bij de afsluiting van het Jaar van de Gehandicapten een brochure uit. Afbeelding: Nationaal Archief.

Dat het morele streven van de nationale commissie dus niet door iedereen werd gedeeld, werd pijnlijk duidelijk tijdens de afsluiting van het jaar. De nieuwgevormde actiegroep Gehandicaptenstrijd publiceerde een brochure met de slogan “Eerst kom ’t vreten, dan de moraal!”. Hierin uitte de groep haar ontevredenheid over het verloop van het jaar. Zij beschuldigde de commissieleden van een ‘denkfout’ door alsmaar te hameren op ‘samen-karakter’ van het Internationaal Jaar van de Gehandicapten. Hierdoor was zij blind geweest voor daadwerkelijk praktische en noodzakelijke veranderingen. En dat terwijl deze veranderingen voor Gehandicaptenstrijd juist het fundament waren van gelijkwaardige behandeling. Eerst moest dus het beleid op orde, en dan de moraal.


Zolang de gehandicapte Nederlander achtergesteld blijft ten opzichte van de niet-gehandicapte Nederlander is daadwerkelijke samenwerking onmogelijk. Om gelijkwaardigheid te bewerkstelligen zal men eerst moeten knokken tegen de discriminatie en voor emancipatie van gehandicapten. (Gehandicaptenstrijd)

Een strijdbare manifestatie

De brochure van Gehandicaptenstrijd was niet de eerste keer dat de ontevredenheid jegens de commissie geuit werd door deze gemeenschap. De direct voorloper van GehandicaptenstrijdStichting Landelijke Manifestatie Gehandicapten – organiseerde op 28 november 1981 een protest bijeenkomst. Tijdens deze bijeenkomst werden praktische problemen rondom werk, onderwijs, wonen en vervoer een de kaak gesteld. Met dit doel stelde de stichting een zwartboek op met grieven, die tijdens de manifestatie werd gepresenteerd. Ook de nationale commissie van het Internationaal Jaar van de Gehandicapten werd uitgenodigd om dit zwartboek in ontvangst te nemen.

De sociaal-economische rechten van mensen met een beperking werden duidelijk gemaakt op de protest poster. Afbeelding: Collectie IISG.

De nationale commissie bleek echter niet gediend te zijn van deze protestbijeenkomst. De subsidie, die Stichting Landelijke Manifestatie Gehandicapte had aangevraagd voor het evenement, werd afgewezen omdat “manifestaties als de uwe door hun confronterend karakter en door hun specifieke strijdbaarheid de noodzakelijke dialoog niet dichterbij brengen". De commissie sloeg de uitnodiging om het zwartboek in ontvangst te nemen dan ook af en liet haar gezicht die middag niet zien.

Maar juist deze strijdbaarheid was prioriteit voor de organisatoren van de manifestatie. Naast het gebrek aan praktische oplossingen, vonden zij namelijk dat het jaar te apolitiek was. Voorzitter Cor Janssen gaf zijn mening: “Er worden symposia en sportwedstrijden georganiseerd, maar de gehandicapten moeten meer betrokken worden bij de politiek”. De manifestatie op 28 november 1981 was zo’n maatregel om mensen met een beperking strijdbaarder te maken. Met dit in gedachten schoot de houding van de commissie dan ook geheel in het verkeerde keelgat. “De nationale commissie ontkent het feit dat er in Nederland een grote groep gehandicapten is, die desnoods bereid zijn voor hun rechten de barricaden op te gaan” (Secretaris Wim Veenema).

Het buttontijdperk: een periode van 'tegen' zijn

Met zijn rolstoelblokkades voor de bioscoop was Jan dus zo’n typische actievoerder waar Veenema over spreekt. Ook voor Jan was het belangrijk om van zich te laten horen. De jaren ’80 was ‘een periode van overal tegen zijn’. Jan noemt deze jaren dan ook het ‘buttontijdperk’. ‘Iedereen droeg buttons op hun spijkerjas, of Pukkel, om te laten zien dat ze ergens tegen waren’. Ook Gehandicaptenstrijd had een gele button met hun logo erop gedrukt. Jan vertelt dat het voor veel mensen het begin was van hun actietijdperk. Acties zoals de blokkade bij de bioscopen, of de landelijke manifestatie, staken vooral energie in zichtbaarheid. 

Je probeerde een signaal af te geven aan de maatschappij. Je manifesteerde je om te laten zien dat je er was. Voor mij was het natuurlijk ook hartstikke spannend. Ik was een heel beschermd leventje gewend geweest. (Jan van Slochteren).

De opgestoken vuist van Stichting Gehandicaptenstrijd. Afbeelding: Brochure Gehandicaptenstrijd, Nationaal Archief.

Ook anno 2019 is Jan nog politiek actief. ‘Alleen schop ik nu niet overal tegen aan. Ik doe dat nu anders. Ik ga nu in overleg met ambtenaren en de gemeente om op die manier meer voet aan de grond te krijgen’. In de jaren ’80 was het volgens Jan ongewoon dat hij zelfstandig iets zei, maar na 30 jaar activisme zorgt hij dat hij voorhand aan tafel zit bij de gemeente. Zo probeert hij ervoor te zorgen dat publieke gebouwen vanaf de bouw toegankelijk zijn en dat er aangepaste woonruimtes zijn in de binnenstad.

Een tijd lang was Jan bang dat er geen nieuwe generatie zou opstaan om de beweging van het activisme voort te zetten. Het is voor hem erg belangrijk dat deze blijft bestaan om zich in te zetten voor de rechten van mensen met een beperking. Het strijdbare symbool van de rolstoel met daarin zittende een opgestoken vuist is dus ook in 2019 nog van toepassing.

 

Met dank aan: 
Jan van Slochteren

Geschreven door:
Maartje van Bennekom en Merel Udink