De Verenigde Naties had 1981 uitgeroepen tot het Internationale Jaar van de Gehandicapten. Een rolstoel, krukken of andere signalen van immobiliteit zijn vaak het eerste waar je bij een beperking aan denkt. In 2019 wordt extra aandacht gevraagd voor mentale problemen. Wat als je beperking niet fysiek of mentaal maar vocaal is? Stotteren is een aandoening die vaak vergeten wordt wanneer je het over beperkingen en hun dagelijkse effecten hebt. Constant struikelen over je eigen woorden tijdens het spreken is waar een stotteraar iedere dag mee worstelt. Simpelweg naar de bakker gaan om een brood te bestellen kan een moeizame activiteit zijn. Het vermijden van sociale situaties en moeilijke woorden of zelfs helemaal niets meer durven te zeggen zijn veelvoorkomende gevolgen.
Vermijden
Arnold van Dijk (67) begon met stotteren toen hij tussen de vier en de acht jaar oud was. Kinderen groeien veelal over het stotteren heen maar dit was bij Arnold niet het geval. Op de basisschool voelde het stotteren niet als een hindernis voor hem, dit sloeg echter om op de middelbare school. Als tiener begon onzekerheid een rol te spelen. Zo probeerde hij onder beurten uit te komen en vermeed sociale situaties. Het stotteren werd genegeerd en weggeduwd: “Ik vond het te pijnlijk om onder ogen te zien” vertelt Arnold. Dit veranderde toen hij op kamers in Utrecht ging om psychologie te studeren.
Hoewel meerdere studenten Arnold aangemoedigde om stottertherapie te volgen was hij hier in eerste instantie niet in geïnteresseerd. Therapie was volgens hem pas de moeite waard als het stotteren daarmee verholpen werd. Stotteren voelde voor Arnold als een fout: “Ik wilde niet praten over fouten of over iets wat niet goed ging”. De effecten waren hem niet positief genoeg omdat de mensen die hij kende na therapie nog steeds stotterde. Na een voorlichtingsmiddag over stottertherapie besloot Arnold om toch opzoek te gaan naar een therapie. Op televisie zag hij de succesverhalen van de behandeling volgens de Doetinchemse Methode. Deze was gebaseerd op de acceptatie van stotteren. Omdat Arnold een slechte ervaring had met individuele begeleiding sprak deze groepstherapie hem des temeer aan. Daarnaast was de psychologische kant die onderdeel uitmaakte van de behandeling wat hij zocht.
Doetinchemse Methode
Gedurende de therapie werd een vloeiende manier van spreken aangeleerd, een ontspannen ademhaling was hierbij essentieel. Een groep van twintig stotteraars oefende een week lang gezamenlijk adem- en ontspanningsoefeningen. Hierdoor hoopten zij een nieuwe manier van spreken aan te leren. Naast een ontspannen ademhaling was het accepteren dat je af en toe stottert een belangrijk uitgangspunt. De angst voor het stotteren is volgens Arnold eigenlijk het ergst. Tijdens een gesprek is hij bang dat iemand het zal horen en niet weet hoe te reageren waardoor er spanning ontstaat. De hele situatie probeerde hij daarom te vermijden. Vermijding wordt tijdens de therapie aangepakt door het opzettelijk stotteren: “Je kreeg als opdracht een winkel in te gaan en expres te stotteren. Iets te doen waar je heel bang voor was. Dat ging wel goed, dat gaf zo’n gevoel van er is eigenlijk niets ergs gebeurd” legt Arnold uit. Dit was voor hem een enorme eyeopener en hielp hem bij de acceptatie van het stotteren. Toch kijkt hij met een dubbel gevoel terug op deze periode:
Je zat in die therapie met allemaal stotteraars wat een hele goeie omgeving was om ervaring op te doen. Ik kon daar binnen die groep heel gauw vloeiend praten. Dat is geweldig! Dan voel je je zo heerlijk en dan heb je geen angst meer, je gaat niet meer vermijden en alles gaat gemakkelijk. Maar aan het eind van de week ga je weer naar huis en kom je in je gewone situatie. Dan kom je die angsten en vermijdingsdrang gauw weer tegen.
Stottercabaret Groen & Geel
In 1981 kwam een goed alternatief voor de therapie tot stand om de angsten en vermijdingsdrang te overwinnen: het stottercabaret Groen en Geel. De stottervereniging Demosthenes vierde in maart 1981 zijn vijftienjarig bestaan en dat werd gevierd tijdens een lustrumweekend met allerlei activiteiten. Arnold was in deze tijd zeer actief binnen de vereniging en besloot om samen met twee andere stotteraars, Jules en Elisabeth, een cabaretvoorstelling te geven: “Het sloeg in als een bom, mensen waren wild enthousiast” vertelt Arnold trots. Na dit eerste optreden begon het balletje te rollen en was het stottercabaret Groen en Geel een feit. Elf jaar lang trad de groep op door heel Nederland. De situaties die werden gespeeld en de liedjes die werden gezongen waren lachwekkend en veelal gebaseerd op eigen ervaringen en de ongemakken die daarbij komen kijken, zowel voor stotteraar als luisteraar. Zo werd bijvoorbeeld een gebeurtenis bij een NS-loket in scène gezet. Wanneer een stotteraar een treinkaartje wil bestellen komt hij totaal niet uit zijn woorden. Hij besluit daarom het spelletje hints te gebruiken om zich uit te drukken. Dit leverde een hilarische situatie op. Arnold herinnert zich dat het publiek het ongemakkelijk vond om te lachen bij pijnlijke situaties. Dit vond hij jammer: “Ik had eigenlijk liever gehad dat zij volop hardop zouden lachen”. Het was echter exact dat ongemak wat de groep Groen en Geel inspireerde. Hun doel was om het ongemak en de onzekerheid in de communicatie met een stotteraar aan te kaarten. Tevens werd het taboe dat daaromheen hing doorbroken met behulp van humor.
Het doorbreken van het taboe rondom stotteren om een gesprek op gang te brengen, was ook het doel van de film Om een lang verhaal kort te maken. Het Nederlandse comité van het Internationale Jaar van de Gehandicapten had geld beschikbaar gesteld voor de productie van een informatieve film over stotteren. De voorlichtingsfilm kwam in opdracht van stottervereniging Demosthenes in 1982 uit. Arnold bracht met zijn groep Groen en Geel een belangrijke bijdrage aan deze film.
Kritiek
Tot dan toe had de groep enkel lof ontvangen voor hun durf. Niet iedereen deelde deze mening en de groep ontving ook onbegrip. Zo kwam hun optreden met een negatieve recensie in De Volkskrant terecht. De recensent, Boudewijn Paans, zei over hen het volgende: “De groep Groen & Geel probeert de handicap stotteren op de korrel te nemen en slaagt daar niet in. Niemand van de groep stottert, en dat kan natuurlijk niet”. Toen ter tijd was Arnold gefrustreerd om deze uitspraak en stuurde direct een brief naar De Volkskrant. Hierin daagde hij Paans uit eens telefonisch contact met hem op te nemen zodat hij kan vertellen hoe het stotteren effect heeft op zijn dagelijks leven. Paans heeft nooit gebeld. Toch weet Arnold de kritiek nu wel enigszins te verklaren: “Het meest opvallende aan stotteren is dat je het soms wel doet en soms niet. Als mensen dan horen dat je het vaker niet doet dan wel, dan gaan ze denken van waarom doe je het nou de ene keer wel en de ene keer niet. Het is niet een handicap die altijd zo duidelijk naar voren komt”.
Einde Groen en Geel
Arnold denkt met een goed gevoel terug aan de tijd die hij heeft gehad met Groen en Geel. Zijn angst om te stotteren viel op het podium helemaal weg, soms moest hij het zelfs opwekken om te laten horen dat hij stottert. “Als het erbij hoort, als het niet erg is, is er geen angst en ga je het niet vermijden” verklaart Arnold.
Daarnaast speelde mee dat er geen spanning op de situatie stond omdat hij alle aandacht had: “Ik hoef me niet ergens in te dringen om de aandacht te krijgen, ik hoef me niet te verantwoorden”. Na elf jaar besloot de groep dat het genoeg was geweest en werd het tijd om uit elkaar te gaan. Arnold wilde wat anders, hij wilde niet altijd met het stotteren bezig zijn. Het laatste optreden sloten zij af met een passend lied. Het nummer eindigt met een paar treffende zinnen, deze verwijzen naar Arnold’s reden om te stoppen:
Ik vind het wel leuk als mensen voor je klappen maar ik vind het leuker als ze voor iets anders klappen.
Acceptatie?
Arnold heeft veel geleerd van de therapie, vereniging Demosthenes en zijn cabaretgroep. Het stotteren is duidelijk afgenomen: “Ik stotterde veel erger dan je nu hoort” beaamt Arnold. De therapie heeft iets in gang gezet waardoor hij minder bang werd en zich meer durfde te uiten. Toch merkt hij dat oude gewoontes er vanzelf weer insluipen. Zo begint hij een zin vaak met uh, een vorm van vermijding, of houdt hij toch nog af en toe zijn mond. Net als kind heeft hij nog altijd de neiging om pijnlijke confrontaties te vermijden. Een beperking blijft het voor hem altijd en het liefst zou hij niet willen stotteren. Een volledige acceptatie zit er volgens Arnold dan ook niet in:
Ik denk dat ik m’n stotter nooit volledig zal accepteren, eigenlijk is het een levenslange strijd gebleven.
Met dank aan: Arnold van Dijk
Geschreven door: Maartje van Bennekom en Merel Udink